1986
Een piepjonge, net afgestudeerde dramaturg met regie-ambities, vraagt me het décor en de kostuums te ontwerpen voor het toneelstuk Don Juan van Moliere bij het Arca theater in Gent.
Het verhaal: Don Juan is een vrijzinnige klassieke vrouwenverleider. Getrouwd, verloofd, van adel of uit het volk.. het maakt hem niet uit. Geen enkele vrouw is veilig voor zijn charmes. Dat brengt hem geregeld in de problemen en in moeilijke omstandigheden. Hij krijgt verwijten van zijn vader, van de verlaten vrouwen en hun familie en vaak moet hij daarom duelleren. In een van die duels doodt hij de ‘Commandeur’, de echtgenoot van een van zijn veroveringen. Met grote gevolgen. Aan het slot van het stuk daagt Don Juan de dode Commandeur, die steeds aan hem ‘verschijnt’ middels zijn bewegende beeld op zijn graf, uit om te bewijzen dat hij de treurende weduwe nog kan heroveren. Dat doet hij door een etentje met haar te arrangeren bij het graf van de Commandeur. Het wordt zijn dood. Zonder berouw.
Er is een bescheiden budget, maar sowieso wil de regisseur een multifunctioneel décor, dus daar komen we wel uit. Hij is theoretisch erg goed onderlegd, heeft het moeilijke Frans zelf vertaald en is vol vuur om zijn droom waar te maken.
Ik maak een simpel ontwerp met een achterwand waarin halfronde ramen en daarvoor/en daarachter een smal podium. In de ruimte komt een kunstachtig object dat ‘multifunctioneel’ gebruikt kan worden. Als ik hem de eerste schetsen laat zien is hij is er wel blij mee, maar zijn focus blijkt te liggen op twee zetstukken en hij legt uit wat hij wil: Twee kisten die door de acteurs gechangeerd kunnen worden tot tafel, podium, badhokjes, kleedkist en doodskist. Ik merk dat hij zijn hele spelconcept heeft gebaseerd op deze kisten en maak een paar nieuwe schetsen. Met het beschikbare budget betekent dat dat ik het totaalbeeld wel kan vergeten. Ik ontwerp de kisten voor hem en probeer ze zo licht mogelijk te construeren. Het beeld van de Commandeur (het beeld op het graf van Don Juans vader, dat zijn dood zal worden) wordt een ontwerp naar het werk van De Chirico, een lievelingskunstenaar van de jonge, enthousiaste regisseur.
Ik leef me verder uit op de kostuums. Ze worden gemaakt door een perfecte coupeuse, moeder van één van de medewerksters op het kantoor die samen met mij door Gent en Brussel toert om de materialen en stoffen te verzamelen.
De uitvoering van de kisten en het beeld zal gebeuren door de plaatselijk smidse van een dorp op 20 km afstand van de stad. Tijdens de repetities blijkt helaas dat de jonge regisseur er niet in slaagt de spelers te overtuigen van de noodzaak de kisten te verplaatsen. Of het nu alleen aan de kisten ligt of aan het concept, daar krijg ik mijn vingers niet achter. Maar het tragische eind van het liedje is dat zowel de regisseur als de kisten eruit vliegen en vervangen worden door één van de acteurs, die ook regie-ambities heeft, en een achterdoek. Het wordt spannend. We hebben nog een week te gaan voor de eerste try-out. Het stuk wordt nu gespeeld in een klassiek décor: met poten (smalle doeken die coulissen vormen) opzij en een nog te schilderen achterdoek, waar een lichteffect achter kan. Een ventilator en wat droge bladeren helpen de letterlijke en overdrachtelijke herfst uit te beelden. Het budget is op, ik ga zelf schilderen, maar waar? De zakelijk leider adviseert mij het doek te schilderen in het boven het kantoor gelegen zoldertje. Uitspannen kan daar niet, maar met een beetje heen en weer vouwen moet het volgens hem toch wel lukken. Dankzij de wijze lessen van Benno de Vries (zie ook terugblikken 15 Oidipous), overtuig ik de man dat het doek toch echt uitgespannen moet worden in een ruimte die groter is dan de vijftig vierkante meter die het doek beslaat.
Met mijn laatste krachten schilder ik het doek dat door een vriendelijke timmerman voor mij uitgespannen wordt op de vloer van een leegstaande kerk. Het is meer een uit de kluiten gewassen kapel en de sfeer is rustgevend. Het schilderen zelf is bijna meditatief. In het theater komt het hele toneelbeeld toch nog tamelijk dicht bij mijn oorspronkelijke uitgangspunt en verwelkomt het de kostuums. Soms is blijkbaar een lange omweg nodig. De jonge regisseur blijft erbij, op de tribune, tot het eind. Iets minder enthousiast, maar wel heel dapper.