De kersentuin 1987
De recensies in mijn archief vertellen dat ‘De Kersentuin’ van Anton Tsjechow, gespeeld door het theatergezelschap Art & Pro, één van de beste voorstellingen van het seizoen 1987-1988 is. Frans Strijards, de regisseur heeft van ‘deze teloorgang van de familie van een landgoed’ een snelle, anderhalf uur durende voorstelling gemaakt die uiterst komisch is. De hele produktie herinner ik me als spannend. Goeie sfeer en keihard werken met veel plezier. We zijn een groep mensen die elkaar al langer kent en samenwerkt. Slechts een enkel nieuw gezicht dat zich voegt in het ensemble. De première is in de grote (expo)zaal van de Brakke Grond. Een flinke groep acteurs staat in een, naar onze maatstaven op dat moment, fors decor. Dat wordt een nieuwe situatie in mijn samenwerking met regisseur Frans. Ik ontwerp de kostuums en het decor samen met Nieuwe den Besten (=regisseur Frans). Het ontwerp is eigenlijk niet meer dan een schematische mise en scene aanwijzing, een scheef geplaatste plattegrond van een klassiek schouwburgpodium. Er zijn coulissen voor de opkomsten van opzij, een verhoogd achtertoneel met gordijnen ervoor, links een licht verhoogde halve cirkel, wat op een terras zou kunnen lijken en voor dit geheel een lijst. De voorstelling zal gaan spelen in ‘het middenzalencircuit’ en ‘toneel op toneel’ in de schouwburgen.*
Ik maak een maquette van het decor op basis van de plattegrond van Nieuwe en doe suggesties voor hoogtes, breedtes, vloeren en gordijnen. Halverwege de repetitie besluiten we om de achterwand, die achter het podium komt, het uiterlijk van een brandscherm te geven: een golfplaten wand, met een deur erin. Een handreiking naar de idee van het stuk (hierna begint het echte leven) en afrekening met voorgaande opvoeringstradities, omdat het verwijst naar het brandscherm van een schouwburg, de plek waaráchter zich de voorstellingen afspelen.
De hele mise en scene is één grote oefening van opkomen en afgaan. We zien geen kersentuin, geen gemeubileerde salon en de kinderkamer is teruggebracht tot een heel klein deurtje in de lijst van het decor. Met acteurs, muziek, licht en een enkel requisiet (vooruit een beetje mist en sneeuw tot slot) en de vele kostuums wordt het verhaal en het commentaar daar op verteld.
Voor de kostuumontwerpen maak ik geen grote tableaux dit keer, maar talloze kleinere tekeningen. Ze dienen vooral als inspiratiebron. Lopende de repeties, die ik op de voet volg, worden de keuzes gemaakt. Opgedane indrukken worden weer verwerkt in nieuwe tekeningen en ondertussen wordt het produktieproces opgestart. Een paar dramaturgische inkijkjes, achtergrondinformatie in deze vertellingen achteraf:
Het wat duistere bestaan van Ljoebow in Parijs en de lichtzinnigheid waarvan haar broer Gajew in het stuk rept geeft richting aan de ontwerpen voor Ljoebow. De stoffen zijn net te opzichtig, de modellen damesachtig, maar verleidelijk, met te grote splitten en transparante stoffen. Diane Lensink, die haar rol speelt is een mooie vrouw, die de ietwat ordinaire jurken toch elegantie geeft.
Warja, haar pleegdochter en beheerster van het landgoed, is onhandig, plattelands, een boerendochter en de kostuums die ik voor haar ontwerp benadrukken dat onderdeel van haar personage. De rokken zijn net iets te lang, de jurken net iets te wijd. Mogelijk zijn het afdankertjes van Ljoebow. Voor het tweede bedrijf, waarin het gezelschap een wandeling maakt ontwerp ik voor haar een soort reformjurk zonder taille, met een gestreept middendeel. Op verzoek van regisseur Frans komt er een borduursel op deze jurk:
het uitzicht op een rivier met zwanen. Het is de bedoeling dat dit associaties oproept met de romantische natuurbeschrijving die Ljoebow geeft in het eerste bedrijf voorafgaand aan het verhaal over haar verdronken zoontje. Dat haar pleegdochter Warja er niet aan denkt dat dit kwetsend zou kunnen zijn, zegt iets over de moeizame relatie tussen de twee. Trudy de Jong, draagt deze wat bonkige kostuums met verve en creëert zo een ontroerend personage.
Ondertussen is het kostuumatelier (een kleedkamer in het Zonnehuis in Noord, waar wordt gerepeteerd) in volle gang.
De meeste herenpakken worden dit keer door een echte kleermaker vervaardigd, maar verder maak ik veel patronen weer zelf, want Marietje Snitjer, die de kostuums gaat naaien heeft daar geen tijd voor. De hoeveelheid kostuums is inmiddels uitgegroeid tot een stuk of vijftig. Drie verkledingen voor elke acteur! Niemand in het publiek die dit in de gaten heeft is mij later verteld. Frans regisseert het stuk zodanig dat alle bedrijven zonder pauze in elkaar overlopen. Helaas zijn de razendsnelle verkledingen een drama voor de acteurs, maar na veel oefening en verplaatsingen van sluitingen redden ze het. Sowieso moet er behalve de tekst en de mise scene veel door de acteurs geleerd worden. Ze krijgen danslessen, extra tekstrepetities en Marieke van Leeuwen, die Carlotta speelt, moet buikspreeklessen volgen, omdat ze optreedt met een buikspreekpop.
Niemand heeft dan ook tijd om samen met mij schoenen uit te zoeken. Gewapend met hun papieren voeten en mijn kennis over hun hoge wreven, lange tenen of achilleshielen struin ik de winkels af.
Opeens bedenkt regisseur Frans dat er in het derde bedrijf, tijdens het feest, flink gerotzooid moet gaan worden met eten en drinken. Emmers water en lepels vol met puree moeten over en weer worden gesmeten. Erg grappig natuurlijk. Ik vind dat het moet kunnen, maar dat het een ramp voor de kostuums zal zijn die, enkelstuks, de volgende dag weer schoon moeten zijn. Bovendien klagen de acteurs dat ze uitglijden op de zeilvloer. Om het probleem op te lossen breng ik de zestien paar schoenen uit het derde bedrijf naar de schoenmaker om van een antslipzool te laten voorzien. En wat de kostuums betreft:
‘Geen kleedster?’, zeg ik tijdens een productievergadering, ‘dan geen puree!’. Als toppunt van ramp glijdt een acteur weer uit, nu zelfs met de anti slipzool. Woedend trekt deze Lopachin-spelende acteur, terplekke de ‘dure’ zool er vanaf. Vallen rol en acteur hier samen? Lopachin is in de kersentuin het enige personage dat de regie over zijn eigen leven houdt…Tja, maar het helpt allemaal wel. Er komt een kleedster.
De laatste voorstelling in Groningen, waar heel de crew feestelijk bij aanwezig zal zijn, gaat op het laatste nippertje niet door. Eén van de acteurs, op een korte vakantie op een waddeneiland, krijgt de nachtmerrie van zijn leven: hij mist de boot.
En daar zitten we dan in die schouwburg met zijn allen een beetje treurig afscheid te nemen. Op de achtergrond meen ik het geluid van een zaag te horen. Of is dat verbeelding?
* Een middenzaal is een theater met een vlakke vloer (dus zonder verhoogd toneel) en een oplopende tribune. De publiekscapaciteit is groter dan bij de kleine zalen maar kleiner dan de meeste schouwburgzalen. Het nut van zo’n zaal is dat het publiek meer betrokken is bij het spel, al was het alleen al door de betere zichtlijnen, die in klassieke schouwburgen niet altijd optimaal zijn. Als een middenzaal-voorstelling op reis gaat speelt hij, bij gebrek aan een vlakke vloer middenzaal, ‘toneel op toneel’. En dat wil weer zeggen dat zowel het decor als de publiekstribune op het podium van een schouwburg staan. Het voordeel is dat er belicht kan worden via de kap. Er zijn ook schouwburgzalen die hun klassieke publieksopstelling kunnen omtoveren naar een vlakke vloer zaal (o.a. de Rotterdamse schouwburg)
Acteurs: Ljoebow/ Diane Lensink, Gajew/Wim vd Grijn, Warja, Trudy de Jong, Lopachin, Theo Pont, Anja/Margreet Kooistra, Doenjasja/ Liesbeth Coops, Firs/ Han Kerckhoffs, Carlotta/ Marieke van Leeuwen, Jasja/ Marcel Faber, Trofimow/Menno v Beekum, Pitschik/ Pieter Loef, Figuratie: Niels Zeegers en Erik Groot.