Terugblikken 29: Video en decor
Toeval Voorval 1991
Regisseur en schrijver Frans Strijards wil graag voor het te repeteren stuk ‘Toeval Voorval’, een horizon met videoprojecties. Videoprojectie. Op dat moment voor Art&Pro en ondergetekende een nog niet ontgonnen terrein, maar wat ik wel weet is dat het een vak apart is en dat het raadzaam is er al in een vroeg stadium een videomaker bij te betrekken wil je niet verzanden in “een plaatje bij een praatje”.
Het repetitiedecor wordt opgesteld: een groot wit achterdoek (horizondoek) met wat stoelen ervoor. Het stuk begint met de verteller. De verteller roept de andere personages op in zijn verhaal en ze verschijnen op het doek. Hij kijkt naar hen als naar een film. Dit is zijn wereld. De eerste monologen en dialogen die worden uitgeprobeerd wijzen op een claustrofobische wereld, waar mensen slechts zichzelf zien.
Die horizon moet een rondhorizon worden, besluit ik. Een gesloten wereld. Daarbinnen moet de stad komen van waaruit de personages tevoorschijn kunnen komen. Ik probeer met het licht te spelen d.m.v. vakken die stadslandschapjes zouden kunnen zijn. (Zie de polaroids van de eerste schetsmodellen.). Maar die vakjes gooi ik er uiteindelijk uit. De personages zelf blijken de bouwstenen te zijn van de stad. En niet de verbeelding van die stad.
Het volgende citaat komt uit een interview dat Loes Goedbloed vlak voor de premiere met mij maakte voor het blad Toneel Theatraal, April 1991: “Meestal vertelt Strijards dan waar het naar toe kan gaan, maar deze keer was het wel erg vaag. Over een stad, een man, allerlei mensen daaromheen. Ik kreeg het gevoel dat er iets was waardoor de mens verdrukt was, de waanzin van de wereld, de grootindustriële maatschappij die mensen vaak platdrukt. Dat soort thema’s kwam naar voren, maar nog niet de kleinere, die je in staat stellen nuances aan te brengen. Ik stuitte op een boek dat er volgens mij mee te maken had, met allerlei futuristische constructies, gebaseerd op organische vormen: prefab eierendozen, die op schaal plotseling flatjes in Japan blijken te zijn. Dat boek, samen met een modern interieurblad, bracht me op een ronde wand van glazen stenen (zie schetsmaquette) over het toneel waar de acteurs zich voor of achter kunnen bevinden. Dat leek me goed materiaal ook omdat het een beetje in het midden blijft of de mensen uit het stuk in het heden of het verleden opereren. De vorm moest eenvoudig zijn, en dat is het uiteindelijk ook geworden. Een (asymmetrisch gevormde, s.l.) rondhorizon met een kader.” Einde citaat.
Na twee weken repeteren is de rondhorizon er nog steeds als idee. Maar inmiddels is wel gebleken dat er geen beeld meer op zal worden geprojecteerd. Te duur, te omslachtig en te ingewikkeld. Het stuk is ook nog niet af terwijl er wel over vier weken iets moet staan!
Ik moet iets gaan doen met die rondhorizon. De sfeer zal verder in het lichtplan naar voren moeten komen.
Ik gooi me daarom op de vorm, oftewel, ik vervorm de rondhorizon en maak hem asymmetrisch. Door die asymmetrische vorm, die alleen op rechts helemaal naar voren komt, kan ik links een opkomst creëren. Maar wat wordt de kleur van het doek? Materiaalonderzoek en overleg met de belichter geeft me de keuze tussen grijs of wit.
Nu de vorm tot inhoud is geworden, of de inhoud gevat is in de vorm, besluit ik tot het grijs van een filmprojectiescherm: Het stuk gaat immers over de projecties van de verteller. De afstopping van het geheel wordt zwart. Wat nu ontstaat is een grijs vlak in een zwarte lijst. Wel saai. Bovendien krijg je hierdoor de gewaarwording van de ronde vorm minder mee. Na een overleg met de regisseur komen we er uit: Hoe zou het zijn als we het geheel scheef tikken. Alsof je zit te kijken naar een fotoboek dat half van je schoot is gegleden.
De fries (afdek stang boven) en het verschiet (afdek stang onder) maak ik schuin weglopend waardoor er een kanteling van het beeld ontstaat (zie foto van maquette). Het ‘schuine verschiet’ wordt uit hout vervaardigd en met zwarte stof bekleed. Bovenin wordt het ‘schuin vervaardigde fries’ als doek mee geknoopt met de horizon.
Op de vloer komt zwart tapijt. De naden van de 4 meter brede banen worden gelegd in een schuine lijn.
Vanaf links kunnen de spelers nu opdoemen tijdens het verhaal van de verteller, half wegvallend tegen de schuine zwarte lijn van het verschiet. Zo is het achtergrond-idee de vorm zelf geworden. Voor het portret bij het genoemde interview mag ik poseren in het decor. De fotograaf, Annaleen Louwes, laat zich erdoor inspireren en doet er het hare mee (zie foto).
SGHJT oftewel Spong, Gümüs, Hirsi, Jahjah, Tuur / vijf monologen 2003
Jaren later (2003), word ik door het Cosmic theater gevraagd een decor te ontwerpen voor vijf monologen:
Alle personages zijn op dat moment door bekende Nederlanders geïnspireerde karakters die elk op hun eigen terrein (de meesten nu nog) opvallend aanwezig zijn in de multiculturele samenleving: Spong, de advocaat (geschreven door Pieter Hilhorst), Gümüs, de na een jaren volledig geïntegreerd verblijf in Nederland naar Turkije teruggestuurde Turkse kleermaker (geschreven door Özkan Gölpinar), Hirsi Ali, de Somalische politica en publiciste (geschreven door Nausicaa Marbe), Jahjah, oprichter AEL, Arabisch nationalist (geschreven door Mohammed Benzakour) en Tuur, de bokser, (geschreven door Stephan Sanders). De werktitel van het project wordt: SGHJT
Artistiek leider van dat moment: Khaldoun Elmecky, tevens regisseur van ‘Spong’, wil eigenlijk alleen een videoscherm dat alle vijf stukken kan dienen. Want er is (je raadt het) een heel gering budget. De verschillende locaties -een gevangeniscel voor Jahjah, een ziekenhuis voor Hirshi, de kleermakerswinkel van Gümüs, de ‘voorlopige’ cel van Tuur en de sauna van Spong- moeten verhelderd worden door de video en wat schaarse meubels. Die meubels ontwerp ik allemaal in dezelfde stijl: metalen frames met donkergrijze skai kussens.
Inmiddels weet ik (sinds 1999 door een halfjaar durende bijscholing in video en film) echt hoeveel tijd en energie het gaat kosten om alleen al een mooi gemonteerde projectie/ film te maken. Nu ik voor zowel decor als projectie verantwoordelijk wordt gesteld, moet ik hier goed over nadenken. Wel is video ondertussen door de technische ontwikkelingen veel betaalbaarder is geworden en is de techniek vereenvoudigd ten opzichte van 1991.
Op dat moment begeleid ik al enige jaren studenten* bij de praktijkopdrachten die ze doen voor ‘Hollandse Nieuwe’, het jaarlijkse festival van nieuwe Nederlandse stukken, dat ook uitgebracht wordt door het Cosmic theater.
De studenten ontwerpen in dat festival het toneelbeeld voor nieuwe stukken die als ‘theatrale lezingen’ worden gepresenteerd. Meestal gaat het om het smaakvol verzamelen en uitstallen van meubels en rekwisieten, een enkele maal groeit dat zelfs uit tot een ingenieus decor, maar mede door de nieuwe technische ontwikkelingen is er een videohausse op de academies. Ook een paar studenten op onze afdeling willen in die tijd niets liever doen dan bezig zijn met video. Ze krijgen er ook les in en worden in de uitwerking van opdrachten begeleid door een videodocent. Dit is dus een uitgelezen moment om ze heel gemotiveerd bij dit project te betrekken.
Ik neem de opdracht aan. Niet vanwege het honorarium, want dat is belachelijk laag, maar omdat ik hier de ‘video’studenten echt een podium kan geven. Ik lees de stukken en deel ze uit, daarbij inschattend welke student het beste past bij welk onderwerp en regisseur. Voor de broodnodige klik.
Behalve het ontwerp voor het projectiescherm en de nodige meubels zal ik de studenten inhoudelijk begeleiden. Bovendien mogen ze gebruik maken van mijn montageapparatuur die ter plekke opgesteld kan worden zodat de regisseurs het proces tussendoor kunnen volgen. Het hele technische verloop van de montages wordt begeleid door één van de studenten die de technische kant het best onder de knie heeft: Joffrey van der Vliet, die overigens zelf de video voor Spong zal maken. Als een soort stage zal hij ook de decorassistentie doen.
De zaal waarin gespeeld wordt is ondiep. En voor het projecteren van enig formaat beeld heb je wel diepte nodig. Ik verdiep me daarom in allerlei technische aspecten van de projectie om de projectieafstand te vergroten.
Uiteindelijk kom ik uit op een rond scherm, achterstevoren, zodat erachter een spiegelopstelling gemaakt kan worden. Helaas, jammer genoeg wordt de speelruimte ervóór daardoor te klein en zijn de zichtlijnen slecht. Ik zal de bolle vorm af moeten platten. Terwijl ik daarmee bezig ben denk ik plotseling aan de asymmetrische vorm van de rondhorizon van ‘Toeval Voorval’ uit 1991 en zoek de oude werktekening op. Die gebruik ik nu als basis voor dit projectiescherm. Hergebruik van de eindfase van een goed idee kortom, nu als vertrekpunt.
De technische zoektocht wordt vervolgd en gaat over beamers, hun bereik en de kromming van spiegels.
Ik snij het projectiescherm vervolgens als het ware uit de elliptisch gevormde wand. Hoog, want de acteur staat er immers voor en moet zichtbaar blijven in de belichting en de projectie achter hem moet contrastrijk genoeg blijven. Ik vervorm de uitsnede nog wat meer. Het ziet er heel spannend uit, maar het wordt wel extra moeilijk voor de videomakers. Zij moeten de camera heel precies positioneren omdat een deel van het rechthoekige beeld altijd zal wegvallen door de vervorming.
Met behulp van een maquette en een 8mm projector maak ik beeldtesten (zie foto). Die projecties komen er door het ronde verloop van het brede scherm vertekend op, maar dat werkt juist goed. Het abstraheert de beelden, maakt ze theatraal en door de weglopende vorm minder dwingend aanwezig. Dit is vooral goed te zien op de foto van de monoloog Hirsi
De opbouw van dit scherm wordt heel anders. De stukken spelen in lage zalen zonder stevig grid. Er kan dus niets gehangen worden, behalve het licht, dus het scherm moet kunnen staan op de vloer.
Daarom wordt er een geraamte gelast dat uit elkaar kan. De ‘lijst wordt bekleed met dun triplex, waarop het zwarte doek met klittenband wordt bevestigd. Tenslotte luistert ook de afstand tussen spiegels, beamers en scherm heel erg nauw. Alles moet daarom in een vaste opstelling.
De videofilmpjes worden van goed tot schitterend tot bruikbaar.
Voor de voorstelling Jahjah is op verzoek van de regisseur (de filmmaker Karim Traidia) geen video gemaakt en wordt de wand alleen belicht en doorgelicht met kleur, wat er overigens, ook dankzij de vorm, heel mooi uitziet. Het lichtontwerp bij al deze produkties was van Ingeborg Slaats en Frits Janszen en de kostuums werden ontworpen door Jantine Kraayeveld.
Het is een vol en spannend project met als resultaat mooie voorstellingen en vooral: mijn studenten hebben hun eerste podium kunnen benutten en waargemaakt.
Dát en de toepassing van een voor mij nieuwe techniek, maakt alle inspanningen zeer de moeite waard.
*van het derde jaar Theatervormgeving aan de Gerrit Rietveld Academie