Regisseur Frans vraagt mij of ik met hem ‘meega’ naar Arnhem, omdat hij gevraagd is een gastregie te doen bij Toneelgroep Theater. Als buitenstaanders kom je dan terecht in de structuren van een al jaren bestaand gezelschap. Het is een eer dat je mag komen, maar het is ook oppassen geblazen dat je de heersende codes niet met voeten treedt.
Het is dus zaak om in het begin de kat goed uit de boom te kijken. En het is erg fijn als je binnen zo’n gezelschap mensen tegenkomt met veel ervaring en liefde voor het toneel. In die tijd was Dick Heinz de chef van de techniek en die meldde mij dat ik als klein meisje nog bij hem op schoot gezeten had. Zo’n opmerking, mits op de juiste manier gebracht, schept vertrouwen en het duurde niet zo lang of ik voelde me aardig thuis. Het décor werd ‘aan huis’ gemaakt en Dick beheerde het budget en regelde alles. Zo verschrikkelijk ervaren was ik nog niet in het décor ontwerpen, dus het vele werk dat ik in eerdere situaties alleen al had door het zoeken naar de juiste uitvoerders, werd hier niet meteen van me verlangd.
Die tijd kon beter besteed aan de artistieke ontwikkeling van de voorstelling. Ik leerde veel van Dick. Dat traptreden bijvoorbeeld massief ogen als de bovenkant van de tree meteen doorloopt in de opstaande rand. Dat je beter een bovenblad kunt hebben dat iets oversteekt. Luchtiger, maar dat je dan wel weer een andere oplossing moet bedenken als de trap bekleed moet worden. Dat soort dingen. Nu had het décor van dit stuk: Twee eenakters van Feydeau (‘Een fijne pijn’ en ‘Hartelijk gecondoleerd’) geen trappen, maar dat maakte niet uit. Alle kennis werd volop gedeeld.
Ondertussen werd de basis van het décor al getimmerd: een ronde kamer bestaande uit smalle, hoge vakken. Ze werden, behalve met scharnieren ook aan elkaar bevestigd met een touw, dat aan de achterkant op een bepaalde manier langs haken werd geslingerd. Er zaten deuren in, uiteraard, want regisseur Frans had ze nodig.
In het ontwerp had ik portretten op de vakken getekend, van het conservatieve ouderpaar dat zich zwaar bemoeit met het huwelijk van hun dochter. Ik maakte foto’s van de acteurs die het ouderpaar speelden en ging op zoek naar iemand die dat zou kunnen uitvoeren in het décor zelf. Ik vond een kunstschilder die monumentaal kon werken, maar dan was het budget ook meteen op. Omdat er in het repetitieproces nog niets was dat zeker was, zei Dick, was dat niet verantwoord. Nou ja ‘zei’, hij schudde zijn hoofd. Dus liet ik in overleg met de regisseur het idee van de portretten vallen en tekende draperieën (waar ik toen erg van hield) en kandelabers die als een behangpatroon steeds herhaald zouden worden. En toen werd er ‘proef’ gebouwd en moest er belicht gaan worden. Toplicht en een beetje schuin insteken was geen probleem, maar licht van opzij was in de hoge ronde kamer erg moeilijk. Er moest wat sfeerlicht in het décor bij een bepaalde scene. De kaasdoeken gordijnen hingen daar nog ongedrapeerd (die waren maar tijdelijk en zouden vervangen worden door een andere stof) en omdat er nu lampjes op het décor kwamen hingen die doeken eigenlijk in de weg. We vonden een oplossing. Niet een voor de hand liggende, maar wel passend bij de teneur van de voorstelling die de treurige verworvenheden van het burgerlijke huwelijk blootlegde. De kaasdoeken werden in draperie gedwongen door de lampjes in willekeurige groepjes er dwars doorheen op de vakken te schroeven. Later werden de kaasdoeken niet vervangen door een andere stof, maar wel met de hand beschilderd met bloemetjes. Op een atelier. Prijzig, maar toen mocht het, want de ideeën waren goedgekeurd en dan mag je je geld opmaken. Dat leerde Dick mij en verhaalde ook over vroeger toen ontwerpers achter elkaar dingen lieten maken, die dan weer afgekeurd werden door regisseurs en in de vuilnisbak belandden. Die tijd heb ik nooit mogen meemaken. Het is altijd zo gebleven: vingers op de knip tot je het zeker weet. Theaterlessen zijn gewoon levenslessen.
De zwartwit foto’s zijn van Wouter van Heusden. Op de foto’s staan: Bea Meulman, Porgy Franssen, Margreet Blanken, Eric van der Donk en Do van Stek