…De eerste productie waarvoor ik décor en kostuums ontwierp met regisseur Frans was een stuk van Dario Fo: ‘De plotselinge dood van de anarchist’. Plaats van handeling: een politiebureau in Rome.
Dario Fo schreef het stuk naar aanleiding van de zaak Pinelli: ‘een ten onrechte van een bomaanslag verdachte anarchist vond de dood door een val uit het raam van een politiebureau. De aanslag bleek het werk van ultra rechts, een poging om linkse groeperingen in diskrediet te brengen’. In het stuk beschuldigt de anarchist, die zich in vermomming toegang verschaft tot het politiebureau, twee hoge politiefunctionarissen ervan een anarchist te hebben vermoord. De twee heren denken met een rechter van onderzoek van doen te hebben. Er ontwikkelt zich een kat-en muisspel waarbij uiteindelijk de anarchist ten onder gaat.
Tijdens de research had ik me laten inspireren door een combinatie van oude klassieke Romeinse gebouwen die in deplorabele staat waren en gerenoveerd werden. Hoge ruimtes voorzien van steigers.
In het eerste ontwerp bleven alleen de steigers over. Met de structuur van Dario Fo’ stuk (stuk in een stuk) en theaterachtergrond (links straattheater) in mijn achterhoofd ontwierp ik een bouwplaats waar de anarchist eerst op zou ruimen en de ruimte als het ware tot politiekantoor zou maken. Zo zou hij het stuk als het ware ‘in scene’ kunnen zetten en daarbij een beroep op de fantasie en betrokkenheid van het publiek doen, maar de echte regisseur wilde iets anders.
Hij wilde een klassiek theaterbeeld, met deuren om op en af te gaan. (Dat hij een klassiek décor nodig had juist om de klassieke theatercode te doorbreken, een kenmerk van zijn regiestijl, realiseerde ik me pas later.) Weer een jonge regisseur die deuren wil, dacht ik en ik begon opnieuw.
Nu ontstond een klassiek uitziende (op de Romeinse ruimtes geïnspireerde) hoekige achterwand bestaande uit zeven vakken, met aan iedere zijde een deur. Ik decoreerde de maquette met krullen en goud, de binnenzijde van de vakken voorzag ik van rood fluweel. De vakken kregen zo het uiterlijk van een poppenkast.
In het midden een raam met houten blinden ervoor. Als de luiken opengingen keek je naar een binnenplaats: twee in perspectief geschilderde vakken waarop een muurladder (ook in perspectief) gelast zou worden. Zo zou de illusie gewekt worden dat de etage zich hoog in het gebouw bevond. Had ik toch mijn (steiger)ladder weer terug uit het eerste ontwerp.
De regisseur ging akkoord. (ontwerp 2) In de loop van het repeteren wilde hij aan het slot nog een effect. Een ontmaskering. Het rode fluweel werd daarom niet vastgeniet, maar kreeg een wegtrekkoord. Als aan het eind van het stuk de anarchist dan ‘gevallen was’ vanuit dat raam, was het toneel leeg en stil. Als publiek had je net naar een moord zitten kijken en walgde je van de gevestigde orde. Op dat moment trok één van de acteurs achter de vakken aan een touw en viel het doek naar beneden. Daar stonden alle spelers achter de nu open vakken en keken om, naar ons, het publiek. Het werkte, je voelde gêne, medeplichtigheid.
De technicus timmerde de vakken, schilderde de decoraties en laste de muurladder van de binnenplaats en
ik naaide het tweedehandse fluweel met treksysteem zelf op mijn meegebrachte naaimachine. Het meubilair werd een lichtgrijs stalen bureau en een klassiek bankje. Het vakkenzwart werd lichtgrijs om meubilair en décor naar elkaar toe te brengen.
Ik leerde door veel te kijken bij de repetities, geen straf. De kostuumtekeningen zijn eigenlijk studies van acteurs (en de regisseur) tijdens die repetities. Er werd me zelfs verzocht ‘zakinhoud’ van de personages te bedenken (zie tekst op sommige tekeningen). En verder was de kostumering een kwestie van styling: gezocht, gekocht, gehuurd. Ik maakte ook foto’s van deze voorstelling. In kleur, want persfoto’s waren toen nog zwart/wit.